FLOW VERSUS PODIUMANGST
FLOW VERSUS PODIUMANGST
Er is momenteel veel te doen rond dirigent Jaap van Zweden en de angstcultuur in professionele orkesten. Terwijl ik het nieuws volg, voel ik mijn hart in mijn keel kloppen. Alleen al het denken aan presteren onder druk laat mijn lijf reageren — terwijl ik hier veilig op een stoel zit te schrijven.
Mijn lichaam herinnert zich. Mijn hartslag versnelt, mijn handen zijn klam en trillen licht. Koud zweet. Alsof ik zó weer op dat podium zit. Ik droom nog regelmatig dat ik een concert moet geven, mijn muziek kwijt ben, niet voorbereid — of zelfs mijn fluit niet kan vinden. Stress dus.
Het is inmiddels vijftien jaar geleden dat ik mijn laatste concert speelde in een beroepsorkest. Voor wie mij niet kent: ik speelde fluit en piccolo in de Nederlandse toporkesten, onder dirigenten als Jaap van Zweden, Riccardo Chailly en Bernard Haitink.
De allereerste keer dat ik in een “echt” symfonieorkest speelde, was ik zestien. Bruckners 7e symfonie. Ik zat als zevende fluitist — een overdreven verdubbeling van de twee fluiten die er eigenlijk in horen. Wat me raakte waren niet alleen de magische klanken van het orkest, maar vooral de samenwerking tussen de jonge musici. Verbondenheid. Plezier. Magie.
In het Nationaal Jeugd Orkest en het conservatoriumorkest voelde ik dat samenwerken. Maar toen ik eenmaal in de beroepsorkesten terechtkwam, veranderde de sfeer. Zeker tijdens de bezuinigingen op de radio-orkesten. De steun, het elkaar iets gunnen — het verdween. Bètablokkers tijdens repetities werden niet ongewoon. Niet alleen door de aanwezigheid van een veeleisende dirigent, maar vooral door de angst voor het oordeel van collega’s. Een groot taboe, toen al.
Ik vraag me dan ook af: zijn de aantijgingen richting Jaap van Zweden niet het topje van een veel grotere ijsberg? Een systeem dat al jarenlang drijft op prestatiedruk? Natuurlijk is een dirigent belangrijk voor sfeer en veiligheid, maar ligt de lat überhaupt niet structureel te hoog? Waarom verwachten we van live-uitvoeringen dezelfde foutloze perfectie als van een opname? Wetende dat daar soms een uur opnamewerk in zit voor vijf minuten muziek — dat is toch bijna onmenselijk?
Daarom ben ik zo bezig met het thema Flow, en met DeepFlow, de methode die ik zelf ontwikkelde. Flow ontstaat wanneer uitdaging en vaardigheid in balans zijn. Is de uitdaging te groot, dan blokkeer je. Te klein, en je verveelt je. Maar er is meer: hoe je over jezelf denkt, wat je tegen jezelf zegt, en wat je voelt van je omgeving — dat alles bepaalt of je in flow komt.
In een flowtoestand kun je tot enorme creativiteit komen. Ik ervoer dat vooral tijdens mijn studie en, later, na het overlijden van mijn kindje. De kritische stem — van mezelf en van anderen — viel stil. Ik speelde. Ik was. Zonder oordeel.
Wat we uitstralen naar elkaar, hoe we met elkaar omgaan als collega’s, heeft misschien wel meer invloed op veiligheid dan de dirigent zelf. En misschien zijn we zélf soms onderdeel van het probleem — gedreven door angst, hard voor elkaar, streng voor onszelf.
De vraag is dan ook: wat bevordert flow? En wat breekt het af?
Ik heb aan den lijve ondervonden hoe musici elkaar kunnen maken én breken. En hoe verlammend prestatiedruk kan zijn. Die ervaringen — samen met mijn kennis uit de sport en mijn opleidingen — brachten me tot DeepFlow: een methode die presteren niet zwaarder maakt, maar juist lichter. En het leven leuker. Zelfs — of juist — voor high performers.
Wil je daar meer over weten? Dan ben je van harte welkom tijdens mijn keynote over hoe ik tot DeepFlow ben gekomen. Kaartjes zijn een tientje, voor de zaalhuur.